hero

DRPP

Klein maar zonder grenzen

Jonas_Van_Den_Noortgaten_1
Jonas VAN DEN NOORTGATE
Jonas VAN DEN NOORTGATE

Advocaat aan de Balie te Dendermonde sinds oktober 2013. Nederlands, Engels en Frans. (voor meer uitleg klik op beeld)

Profiel bekijken >

Fouten in jaarrekening en fiscus

Een debet rekening-courant impliceert in principe dat een zaakvoerder een bepaalde geldsom (overeenstemmend met het bedrag van de rekening-courant) verschuldigd is aan zijn vennootschap.

Wanneer er sprake is van zo’n debet rekening-courant, heeft dit belangrijke financiële consequenties.

Zo kan dit onder meer aanleiding geven tot het aanrekenen van fictieve debetintresten.

Indien de intresten op een debetsaldo op een rekening-courant niet worden betaald door de genieter van de bedragen, de zaakvoerder, en de genieter niet wordt belast op een voordeel van alle aard, dan moet de rekening-courant boekhoudkundig met die sommen worden verhoogd omdat de niet betaalde intresten bijkomende voordelen zijn die de genieter van de rekening-courant genoot.

Recent kregen we te maken met een case waarbij de Belgische Staat 2 supplementaire aanslagen in de vennootschapsbelasting had gevestigd, voor het jaar 2000 en 2001 waarbij fictieve intresten werden aangerekend op de debet rekening-courant ten voordele van de zaakvoerder.

Door de vennootschap werd hiertegen opgekomen, vermits, niettemin de rekening-courant ten tijde van de aanslag weldegelijk een debetsaldo vertoonde, dit niet met de realiteit in overeenstemming was en in werkelijkheid deze rekening-courant een creditsaldo zou hebben moeten vertonen in het voordeel van de vennootschap.

Het was immers zo dat de zaakvoerder van de vennootschap reeds in 1985, als persoonlijk borgsteller voor de vennootschap, al zijn onroerende goederen verkocht heeft gezien teneinde schulden van de vennootschap te voldoen.

Daardoor ontstaat, zo ook bevestigd door het Hof van Beroep te Brussel, van rechtswege een subrogatierecht (artikelen 2029 en 1251 BW) te voordele van de borgsteller die de door hem betaalde sommen kan terugvorderen van de vennootschap, en dit vanaf het ogenblik van de verkopen.

In casu was dit dus de zaakvoerder die een vordering had ten aanzien van de vennootschap.

De zaakvoerder koos er echter voor om deze vordering niet effectief te stellen en deze werd evenmin uitgedrukt in de boekhoudkundige stukken van de vennootschap teneinde de vennootschap niet in moeilijkheden te brengen.

Na deze supplementaire aanslagen werd dit in de jaarrekening op bepaald ogenblik wel rechtgezet op de Raad van Bestuur en zoals bleek uit het opgemaakt verslag.

Op die wijze was in werkelijkheid compensatie, wat zich van rechtswege voordoet. Dit werd echter niet uitgedrukt in de jaarrekening.

De Belgische Staat weigerde deze compensatie, stellende dat deze haar niet tegenstelbaar zou zijn, vermits deze pas na de aanslagen heeft plaatsgevonden. Haar standpunt werd gevolgd in eerste aanleg, doch werd hierin teruggefloten door het Hof van Beroep te Brussel.

Het Hof van Beroep te Brussel heeft immers geoordeeld dat door het nemen van welbepaalde beleidsbeslissingen, een vennootschap voor zichzelf een juridische werkelijkheid schept waaraan ze zich dient te houden, maar volgens het Hof van Cassatie een met het boekhoudrecht strijdige boeking wel kan worden rechtgezet, zelfs al was zij het gevolg van een bewuste beleidsbeslissing. Nog volgens het Hof, en met verwijzing naar het Hof van Cassatie, werkt zo’n rechtzetting van een met het boekhoudrecht strijdige beslissing ook door op fiscaal vlak.

Wanneer een vergissing wordt rechtgezet, dan werkt de gecorrigeerde jaarrekening ook door op fiscaal vlak, mits de rechtzetting binnen de bezwaartermijn wordt doorgevoerd.

In casu gebeurde dergelijke rechtzetting bij de raad van bestuur d.d. 28.12.2002 en dus binnen de bezwaartermijn.

Dergelijke rechtzetting gaat dus terug tot het ogenblik van de initiele handeling, zodat de supplementaire aanslagen werden vernietigd.

In een ander geval, had de boekhouder posten die hij niet wist te boeken, ook op de RC van de zaakvoerder geplaatst en elk jaar die hoge fictieve intresten toegevoegd, waar door een enorme ( maar fictieve schuld ontstond ).  Op eigen initiatief had hij dan die schuld als oninbaar geboekt, waardoor de zaakvoerder nu plots een zware aanslag kreeg  bij de personenbelasting. De procedure loopt nog.

*

Indien uw onderneming zou geconfronteerd worden met supplementaire aanslagen wegens debet rekening-courant, loont het dus zeker de moeite na te gaan of er al dan niet bepaalde vorderingen zijn die u als zaakvoerder heeft ten aanzien van uw vennootschap.

Deze kunnen dan nog tijdig boekhoudkundig verwerkt, met als gevolg dat de supplementaire aanslagen ongeldig worden.

Weze tevens opgemerkt dat het art. 376,§1 WIB 92 de mogelijkheid voorziet voor de directeur der belastingen voor ontheffingen ingevolge materiële vergissing. Wel blijkt dat de fiscus in de praktijk soms weerstand biedt om dit te aanvaarden, waardoor de tussenkomst van de Rechtbank soms genoodzaakt lijkt ( 1)

Het Hof van Cassatie had overigens al vroeger geoordeeld dat art 79 W.Venn. niet uitsluit dat de AV vergissingen verbetert.(2)

Nu is het zelfs door de wet geregeld ( art. 3.19 § 1, 3,49 § 1 en 3.52 WVV)

(1) Rb.Brussel 27.5.2019, T.F.R. 577-maart 2020, pg. 193 .

(2) HvC 12.5.1989, AR nr F 1544 N, Pas. 1988-89, n° 521, 1066; J.P.Vincke, La rectification de C.A. approuvés et déposés, enfin un cadre légal, TBH mei 2022, p.606 e.v.