
Vanaf 1.1.2025 nieuwe regels inzake aansprakelijkheid
In plaats van 4 regels, nu tientallen ( wel grotendeels voortzetting van de oude regels ).
DEEL 1: ALGEMEEN
1.Voor feiten die plaats vinden vanaf 1 januari 2025 zal de aansprakelijkheid bepaald worden op basis van 55 artikelen die de meeste omstandigheden vrij gedetailleerd en duidelijk regelen. Eén en ander is wel de voortzetting van regels die tot stand gekomen zijn door rechtspraak en rechtsleer. Hierna zullen vooral de afwijkende bepalingen belicht worden.
2.De regels zijn hoofdzakelijk van aanvullend recht. Dus bij contractuele regelingen goed nagaan. Wat van dwingend recht is of deel uitmaakt moet blijken uit de tekst of de omstandigheden.
3.Wanneer op één schadegeval 2 of meer rechtsregels van toepassing zijn, spreekt men van samenloop. Sommige voorvallen kunnen vallen onder een contractuele regeling of gevolg zijn van een zogenaamde foutieve gedraging. Wanneer niets hierover geregeld is, gelden de regels van buitencontractuele aansprakelijkheid ( ook tussen de benadeelde en de hulppersoon van zijn contractant). Diegene die aangesproken wordt, kan zich wel verweren op basis van de contractuele regels, regels van bijzondere contracten ( zoals koop en huur ) en bijzondere verjaringsregels voorzien in het contract, tenzij bij aantasting van de fysische of psychische integriteit en bij opzet. ( art.6.3)
DEEL 2: DE FOUT
4.Art. 6.5 voorziet dus algemeen dat eenieder verantwoordelijk is voor de schade door zijn fout veroorzaakt.
Fout is schending van een wettelijke regel die een bepaald gedrag oplegt of verbiedt of van de algemene zorgvuldigheidsnorm die geldt in het maatschappelijk verkeer. Die norm vereist een gedrag dat overeenkomt met dat van een voorzichtig en redelijk persoon in dezelfde omstandigheden geplaatst. Art.6.6 schrijft dan verder 5 interessante criteria hiervoor (de redelijke voorzienbare gevolgen, evenredigheid van risico dat de schade zich voordoet tov de inspanningen om haar te vermijden, de stand van de techniek en van de wetenschappelijke kennis, de eisen van goed vakmanschap en goede beroepspraktijken de beginselen van goed bestuur en goede organisatie). Weliswaar behoudt de rechter zijn beoordelingsmarge (1)
5.Uitsluiting van aansprakelijkheid is enkel maar mogelijk bij overmacht, bij onoverwinnelijke dwaling ( in feite en in rechte), bij fysieke of psychische dwang ( die hem onmogelijk maken de ettelijke gedragsregels te volgen), bij een noodtoestand voor vrijwaring van een belang blootgesteld aan ernstig en dreigend gevaar en met een hogere waarde dan deze welke hij prijsgeeft, op grond van een bevel van de wet of overheid ( tenzij dit bevel klaarblijkelijk onwettig is) , bij wettige zelfverdediging of wanneer de benadeelde geldig heeft toegestemd in de aantasting van zijn belangen. ( art.6.8)
6.Voor fouten door minderjarige wordt een onderscheid gemaakt in functie van de leeftijd. Minder dan 12 jaar niet aansprakelijk. Bij een objectieve fout ( of daad die tot aansprakelijkheid leidt ) van de handeling van de minderjarige zijn de ouders wel verantwoordelijk (overigens tot de 16 jaar van de minderjarige ).
Vanaf 12 jaar kan de minderjarige door de rechter wel verantwoordelijk verklaard worden, maar deze beoordeeld op gronden van billijkheid en rekening houdend met de economische toestand van de partijen ( tenzij verzekerd).
De ouders ( en pleegouders) zijn verantwoordelijk voor kinderen tussen 16 en 18 jaar oud, tenzij zou aantonen dat de schade niet te wijten is aan een hun fout.
7.Objectieve aansprakelijkheid.
De onderwijsinstellingen zijn verantwoordelijk tenzij ze kunnen aantonen dat er geen sprake is van gebrek aan toezicht. De aansteller ( die in feite gezag en toezicht uitoefent )voor de aangestelde. En dan verder de rechtspersonen voor de bestuurders en ook voor de publieke rechtspersonen.
8.Aansprakelijkheid van de bewaarder ( diegene die de niet-ondergeschikte macht van leiding en controle over ) voor gebrekkige zaken. Geldt voor roerende als onroerende zaken. De eigenaar wordt vermoed bewaarder te zijn ( tegenbewijs wie bewaarder is mogelijk) (2)
9. De bewaarder van een dier is objectief verantwoordelijk.
DEEL 3 : OORZAKELIJK VERBAND
10. De conditio sine qua geldt nog ( CSQN) en equivalentieleer. Wel zijn er sommige correcties. CSQN = een feit is oorzaak van de schade, indien de schade zich zonder dit feit, in de concrete omstandigheden die bestonden ten tijde van het schadegeval, niet zou hebben voorgedaan zoals deze zich heeft voorgedaan (art. 6.18, §1, 1ste lid).
Equivalentieleer : de fout moet niet de rechtstreekse oorzaak zijn van de schade, niet de enige oorzaak en niet de enige mogelijke oorzaak.
Eerste correctie: indien het feit geen noodzakelijke voorwaarde is, omdat 1 of meer andere gelijktijdige feiten, afzonderlijk of samen, een voldoende voorwaarde zijn, is het niettemin ook een oorzaak ( art.6.18, §1, 2de lid BW).
Tweede correctie: geen aansprakelijkheid indien het verband tussen het feit en de schade dermate verwijderd is dat het kennelijk onredelijk zou zijn de schade aan te rekenen ( rekening houdend met het onwaarschijnlijk karakter van de schade en dat het feit niet op beteke nisvolle wijze heeft bijgedragen ).
11.Wanneer een derde mee aansprakelijk is, dan aansprakelijkheid in solidum.
Wanneer het slachtoffer een fout begaat vermindering van de schadevergoeding, behoudens bij opzettelijke fout van de dader.
12. Het bewijs van oorzakelijk verband moet geleverd worden met redelijke zekerheid ( art. 8.5 BW). Bij negatieve feiten of positieve feiten waarvan vanwege de aard het niet redelijk zou zijn om een zeker bewijs te verlangen, volstaat bewijs door waarschijnlijkheid (art.8.6 BW)---) gedeeltelijke schadeloosstelling.
Bij onzekerheid over causaal verband is te vergelijken met de vroegere rechtsgrond van bewijs van verlies van een kans.
Wanneer onzekerheid over de identiteit van de dader, doordat gehandeld werd in een groep, is elk van deze personen aansprakelijk in verhouding tot de waarschijnlijkheid waarmee het feit dat hij gepleegd heeft de schade heeft veroorzaakt. Wel moet een fout of een ander tot aansprakelijkheid leidend feit is vastgesteld.
IV DE SCHADE:
13. Schade bestaat uit " de economische en niet economische weerslag van de aantasting van een persoonlijk juridisch beschermd belang " ( art. 6.24 BW). Het verlies van het voordeel mag echter niet het gevolg zijn van een onrechtmatige activiteit van de benadeelde, maar anderzijds heeft de loutere omstandigheid dat de benadeelde zich in een onrechtmatige situatie bevindt, dat er geen sprake is van aantasting van een rechtmatig belang.(3)
De schade ( en omvang) moet zeker zijn, doch eens het bestaan erkend kan de vraag tot vergoeding niet afgewezen afgewezen op basis van de vaststelling dat de benadeelde de omvang niet bewijst.(4)
Ook toekomstige schade komt in aanmerking, wanneer deze voldoende zeker is.
14. Eerst heeft men de patrimoniale (=elke economische weerslag van aantasting van belang) en extrapatrimoniale ( = alle niet economische gevolgen van de aantasting van de fysieke of psychische integriteit )schade (art.6.26).
Dan is er schade bij terugslag ( =eigen schade ingevolge aantasting van de gevolgen van een derde, met wie voldoende juridische of voldoende nauwe genegenheidsband )(art.6.27), en die kan patrimonieel als extrapatrimonieel zijn.
15. Kosten van de benadeelde mbt dringende en redelijke maatregelen om dreigende schade of de verergering te voorkomen kunnen verhaald worden (art.6.28) ( daarnaast de schadebeperkingsplicht -art. 6.6 BW).
16. Bij voorbeschiktheid tot schade kan de benadeelde desondanks integrale schadevergoeding vragen ( art.6.29).
17. Bij een vooraf bestaande toestand van fysische of psychische integriteit komt enkel de nieuwe schade of verergering van de schade in aanmerking. Dit is niet het geval wanneer deze schade het gevolg is van eigen fout van de benadeelde met opzet (5). En bij vervroegd optreden van de schade ( dus die schade zou toch zijn opgetreden) komt enkel die schade in aanmerking die het gevolg is van vervroegd optreden ( art. 6.29BW).
18. De regel is integrale schadeloosstelling. Moet dus in concreto gebeuren (wat het gebruik van de indicatieve tabel op aanvullende wijze niet uitsluit- rechter kan deze gebruiken wanneer er geen aanwijzingen zijn dat toestand van slachtoffer bijzonder of abnormaal is (6). Er moet hiervoor vergelijking gemaakt worden met toestand na schadegeval e, de toestand waarin hij zich zou hebben bevonden indien het schadeverwekkend feit zich niet zou hebben voorgedaan. Gedeeltelijk herstel in natura en rest door schadevergoeding is mogelijk. Wanneer de benadeelde de herstel in natura wenst heeft dit voorrang en moet rechter ermee rekening houden. Wanneer aansprakelijke dit voorstelt, kan benadeelde dit weigeren wegens gegronde redenen ( vb. wanneer dit samenwerking vereist en de persoonlijke verstandhouding dermate verstoord is en elk vertrouwen ontbreekt) ( art. 6.33).
19. HOE WORDT DE SCHADE GERAAMD?
Toekomstige schade:
forfaitair, gekapitaliseerd of rente . Rechter kan beoordelen en kan rente toekennen zelfs wanneer niet gevraagd ( vb. om benadeelde te beschermen voor langdurige toekomstige schade). Wanneer objectieve en vaststaande gegevens ontbreken, kan vergoeding forfaitair zijn, maar moet gemotiveerd zijn in het vonnis. Kapitalisatie regel.
Uitkeringen na schadegeval : komende van derden voor dezelfde schade worden toegerekend, giften niet.
De vergoeding moet in de regel exact zijn, tenzij moeilijk of te duur om te bepalen? Raming kan in billijkheid gebeuren.
Er kan geen afstand gemaakt worden van nieuwe schade of verergering ervan ( dwingend recht).
Bij zaakschade heeft men recht op herstel, of vervanging ervan ( wanneer kost van herstel duurder zou zijn)( door gelijksoortige zaak en eventuele aanvullende vergoeding wanneer benadeelde niet in de toestand van voorheen kan gebracht worden (dus zonder rekening te houden met vetusteit).
Wanneer totaalverlies wordt wel rekening gehouden met vetusteit. ( art. 6.38). Zoals vroeger beschikt de benadeelde over zijn vergoeding naar eigen wens.
(1)I.Samoy enG.Jocqué, buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht, RW 2024-25, p. 694
(2) wel kunnen dan zowel huurder als eigenaar betrokken worden
(3) ibidem p.728, met verwijzing Cass. 4.11.2022, AR nr. C.21.0547.N
(4) Ibidem p. 729, met verwijzing Cass. 24.2.2022, AR nr. C.20.0566.N
(5) Wordt bekritiseerd, ook omdat het geldt voor handelingen door een persoon waarvoor men verantwoordelijk is (cfr. V.Schollaert, Nieuw aansprakelijkheidsrecht, NjW,nr 520, 23.4.2025, p. 282
(6) Cass.11.9.2009, AR nr.C.08.0031.F