hero
DRPP
Klein maar zonder grenzen
Jonas_Van_Den_Noortgaten_1
Jonas VAN DEN NOORTGATE (ext.medewerker)
Jonas VAN DEN NOORTGATE

Advocaat aan de Balie te Dendermonde sinds oktober 2013, sinds 2023 Balie Oudenaarde. Nederlands, Engels en Frans.

Profiel bekijken >

Onderzoeksplicht bij de aankoop van een tweedehandswagen

Beoordeling

Onlangs werd ons kantoor geconfronteerd met de situatie waarbij een professionele koper/verkoper van tweedehandswagens een wagen aankocht. Het betrof de aankoop van een speciaal model voor de prijs van € 100.000,00.

Aangezien de wagen echter geen eigendom was van de verkoper diende de werkelijke eigenaar nog in te stemmen met de verkoop.

De goedkeuring werd niet bekomen, zodat de koop nietig diende te worden verklaard.

Artikel 1599 BW is in deze duidelijk:

“De verkoop van eens anders zaak is nietig; hij kan grond tot schadevergoeding opleveren, wanneer de koper niet geweten heeft dat de zaak aan een ander toebehoorde.”

Hiermee rekening houdend stond er voor de koper dan ook geen andere mogelijkheid meer open dan een schadevergoeding te vorderen voor het niet kunnen doorgaan van deze verkoop.

Waar de koper echter geen rekening mee gehouden had was de eindbepaling van voormeld artikel 1599 BW waarbij uitdrukkelijk wordt voorzien dat slechts schadevergoeding kan worden toegekend indien de koper dus niet zou hebben geweten dat de zaak aan iemand anders toebehoorde.

Met andere woorden enkel indien de koper te goeder trouw heeft gehandeld zal er kans zijn een schadevergoeding toegekend te krijgen.

Hier schuilt echter het addertje.

Artikel 1599 BW is een toepassing van de “subjectieve” goede trouw, hetgeen niet alleen het niet weten impliceert, doch ook het niet behoren te weten, als voorwaarde voor het intreden van een bepaald rechtsgevolg.

De vereiste van subjectieve goede trouw dient te worden geobjectiveerd, in die zin dat het niet kennen of niet weten op zichzelf niet volstaat, maar dat men, de concrete omstandigheden in acht genomen, ook niet behoorde te kennen of te weten.

Toegepast op onderhavige casus zal de loutere overtuiging van de koper dat het voertuig gekocht werd van de eigenaar dus niet volstaan en zal hij derhalve ook moeten aantonen dat hij niet kon weten dat het voertuig eigendom was van een derde.

Deze vereiste legt dus een onderzoeksplicht op in hoofde van de koper.

Indien de koper voorzichtig was geweest en de originele documenten had opgevraagd, kan meteen duidelijk worden dat de verkoper geen eigenaar was en dus niet over het voertuig kon beschikken. Aangezien in casu sprake was van een professionele opkoper/verkoper van tweedehandsvoertuigen wordt deze onderzoeksverplichting nog strenger.

Aangezien de koper dus een fout had begaan bij de aankoop, met name een inbreuk op de algemene zorgvuldigheidsverplichting en hij bij een grondige voorafgaande controle effectief kon weten dat de verkoper geen eigenaar was, volgt dan ook dat er geen recht kan zijn op enige schadevergoeding.

Op te merken valt dat enkel de onderzoeksplicht van de koper geviseerd wordt en daarentegen geen enkele informatieverplichting aan de verkoper wordt opgelegd tot het mededelen van deze gegevens ( indien het voertuig gebreken heeft, en hij kent die, moet hij die wel melden).

Besluit

De handel in tweedehandsvoertuigen is bij uitstek een sector waarin de professionele derde op zijn hoede moet zijn en een voorzichtige houding aannemen.

De rechtspraak stelt zich streng op bij het beoordelen van de kennis in hoofde van de professionele handelaar.

Van een zorgvuldige en voorzichtige autohandelaar, die zich beweegt op een markt waar veel gefraudeerd kan worden, mag immers verwacht worden dat hij de herkomst van een wagen nagaat alvorens de overeenkomst te sluiten.

Dit betreft minstens het opvragen van de oorspronkelijke factuur en zelfs indien deze onvindbaar is moet de koper zich met de nodige stukken laten overtuigen dat de verkoper weldegelijk eigenaar is.

Kan dit bewijs niet zwart op wit geleverd worden moet de koper best van de aankoop afzien.

Rechtspraak gaat overigens al verder en stelt dat niet enkel de originele factuur moet worden bezorgd, maar ook dat de koper deze aan een summier onderzoek zou moeten onderwerpen zodat indien achteraf zou blijken dat de factuur vervalst is, dit geen excuus meer kan zijn.