Planschadevergoeding
1. Planschade ontstaat doordat de overheid het gebruik van de grond een bepaalde bestemming oplegt. De grond wordt niet onteigend maar er wordt een beperking opgelegd aan de uitoefening van het eigendomsrecht door de eigenaar, zoals het bouwen op en verkavelen van een perceel.
Deze beperking kan dan schade veroorzaken aan deze eigenaar, genaamd planschade. In bepaalde gevallen komt deze schade in aanmerking voor een planschadevergoeding, waarbij evenwel een aantal belangrijke zaken niet uit het oog mogen worden verloren.
Hieronder worden dan zeer kort de belangrijkste voorwaarden en valkuilen overlopen met betrekking tot de planschadevergoeding.
2. Eerst en vooral moet er sprake zijn van een definitief ruimtelijk uitvoeringsplan. Dit kan zowel een gewestelijk, een provinciaal als een gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan omvatten.
Dat het plan definitief moet zijn houdt in dat het besluit met de definitieve vaststelling van dat plan in het Belgisch Staatsblad dient bekendgemaakt te zijn. Ontwerpen van plannen komen dus niet in aanmerking voor een planschadevergoeding.
3. Het plan moet aan de eigenaar de mogelijkheid ontnemen om een bouw- of verkavelingsvergunning te bekomen. De eigenaar moet kunnen aantonen dat zijn perceel voor de inwerkingtreding van het plan wél in aanmerking kwam om een vergunning te bekomen.
4. Verder moeten vier voorwaarden cumulatief vervuld zijn:
5. Er bestaan evenwel nog een aantal uitzonderingsgevallen waardoor geen recht op schadevergoeding kan ontstaan, zelfs al wordt er voldaan aan de voorwaarden. Dit betreft dan o.a. bij een reeds goedgekeurde onteigeningsbeslissing, ingeval van te kleine percelen, bij een verbod wegens eisen van verkeersveiligheid, …
6. De waardevermindering die voor vergoeding in aanmerking komt is het verschil tussen de waarde van het goed voor de inwerkingtreding van het plan, en de waarde van het goed na de inwerkingtreding ervan.
Hierbij wordt rekening gehouden met de waarde van het onroerend goed op het ogenblik dat het werd verworven, geactualiseerd tot op de dag van het ontstaan van het recht op schadevergoeding.
Het is zo dat slechts 80 % van de waardevermindering in aanmerking komt voor vergoeding. Dit houdt dus in dat 20 % van de waardevermindering dient gedoogd te worden.
7. Het recht op planschadevergoeding kan slechts ontstaan bij volgende gebeurtenissen:
Dit betekent dat indien U bijvoorbeeld over een perceel grond beschikt dat zou kunnen verkaveld worden, maar dit ten gevolge van een plan niet meer mogelijk is, U één van de hierboven vermelde handelingen dient te bekomen. Zolang U het perceel niet verkoopt, inbrengt in een vennootschap, of U er geen vergunning voor aanvraagt die geweigerd wordt, of er geen negatief stedenbouwkundig attest wordt afgeleverd, het recht op planschadevergoeding niet is ontstaan.
8. Als U de toestand gewoon laat voortduren zonder effectief iets te ‘doen’ met het perceel loopt U het risico dat vordering verjaart.
De Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening voorziet immers dat het recht op planschadevergoeding niet meer kan ontstaan na een termijn van vijf jaar, te rekenen vanaf de datum van inwerkingtreding van het plan.
Tot slot vervalt het recht op schadevergoeding één jaar na de dag waarop het recht op planschadevergoeding is ontstaan.
Voorbeeld:
Gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan in werking getreden op 01.01.2016
Termijn om handeling te stellen verstrijkt dan op 31.12.2020
Zo het perceel wordt verkocht op 01.01.2018 dan dient U uiterlijk de vordering tot planschadevergoeding in te leiden op 31.12.2019
9. Zo U meent recht te hebben op planschadevergoeding moet U zich richten tot de rechtbanken van eerste aanleg en de overheid die het ruimtelijk uitvoeringsplan opmaakte dagvaarden. Deze is immers de schuldenaar van de planschadevergoeding.
Daarbij mag U niet uit het oog verliezen dat U zes maanden na de inleiding van de zaak, op straffe van verval, een staat dient neer te leggen ter griffie met vermelding of U al dan niet in het bezit bent van andere (bebouwde/onbebouwde) gronden in het gewest, of U aandelen bezit in een vennootschap die als doel het beheer van onroerende goederen heeft.
10. Tot slot bestaan er nog andere vergoedingsmogelijkheden zoals deze op basis van de buitencontractuele aansprakelijkheid (cfr. artikel 1382 Burgerlijk Wetboek), alsook de kapitaalschadecompensatie (cfr. Grond- en Pandendecreet) en gebruikerscompensatie (cfr. Decreet 27 maart 2009).
K.C. 17.2.2018