Erfdienstbaarheden van openbaar nut
best altijd eigendommen voorzien van omheiningen..
1.Vooral riolering en collectoren gaan gepaard met inname van grond welke dan ook vaak op privéterreinen dient plaats te vinden.
Distributiecabines voor elektriciteit dienen ook ingepland te worden.
2. Wanneer dit over een bepaald terrein gebeurt, dient de betrokken beheersmaatschappij (zoals Aquafin) eerst een toelating te bekomen van de Minister om dus werken van openbaar nut te kunnen verrichten. Dit is een administratieve beslissing die aan de betroffen eigenaars met aangetekende brief opgestuurd wordt. Tegen deze beslissing staat steeds hoger beroep open voor de Raad van State binnen een termijn van 60 dagen. Onjuist gemotiveerde beslissingen kunnen dus worden aangevochten.
Advocaten vertrouwd met administratief recht kunnen U hierover advies verschaffen, doch wees er snel bij. Die termijn van 60 dagen is zeer kort.
3. In de praktijk zullen de gemeenten toch vaak (een of zelfs verscheidene ) voorvergadering(en) houden met alle betrokken eigenaars die dan geïnformeerd worden over de plannen en bedoelingen. Normaal is die informatie objectief, maar omwille van angst voor verzet die plannen zouden kunnen dwarsbomen, komt het wel eens voor dat de addertjes onder het gras blijven.
Aldus is die informatie niet altijd optimaal en kunnen particulieren/bedrijven (deze laatste wat minder gezien hun kapitaalkracht) in de kou blijven staan.
4. Zo kan worden aangekondigd dat de betrokken eigenaar volledig onteigend zal worden en deze dus voor het verlies van het eigendomsgebruik toch aanspraak kan worden gemaakt op een compenserende vergoeding, zonder dat dit effectief gebeurt.
Dit is echter niet altijd het geval, en in de praktijk kan worden vastgesteld dat door de nutsmaatschappijen in de regel zeer lage vergoedingen worden toegekend. Of de onteigening wordt beperkt tot “ondergrondse” onteigening, hoewel in de praktijk de eigenaar zijn genotsrecht verliest boven de grond, en er niets kan op vestigen (erfdienstbaarheid non aedificandi) (dus is de volledige grond verloren).
Het is zelfs niet uitgesloten dat de vertegenwoordigers van deze nutsmaatschappij of diegene die dienen te onderhandelen de indruk wekken dat zij met u een akkoord gaan sluiten, maar u dan in de praktijk in het ongewisse wordt gelaten.
5. Hiertegen moet (tijdig) gereageerd worden. De wettelijke basis hiervoor is een onduidelijke regeling, zo onduidelijk dat de verdenking zou kunnen ontstaan dat dit niet totaal onschuldig is (die nutsmaatschappijen ontvangen immers overheidsgelden, en de onteigening wordt betaald door dezelfde overheid).
De gaswet van 1965 is die basis en heeft ook uitvoeringsbesluiten zowel op federaal vlak als op het niveau van het Vlaams Gewest.
De teksten zijn ongeveer dezelfde doch de inhoud wordt in de praktijk soms anders ingevuld door de hoven en rechtbanken.
6. In het bijzonder is er een regeling in zeer onduidelijke termen vervat, die door de betrokken beheersmaatschappij (zoals Aquafin) nog uitgelegd wordt alsof de getroffen eigenaars zelf initiatieven moeten nemen om zijn goed te laten onteigenen.
En als u niet tijdig optreedt, loopt u het risico dat de beheersmaatschappij uw wens tot onteigening poogt te belemmeren door op te werpen dat u te lang gewacht heeft (meer dan twee jaar na de kennisgeving dat er werken van openbaar nut op uw eigendom zullen plaatsvinden). Diezelfde maatschappijen zullen dit uitleggen als een vervaltermijn zelfs.
Dit standpunt is bediscussieerbaar, doch geeft op dit ogenblik nog aanleiding tot veel discussies voor de rechtbanken, die dus ook best vermeden worden.
7. Indien uw terrein omheind is, poog dan daarvan bewijzen te verzamelen, en zeker voordat de werken zouden worden gestart.
Het is immers niet uitgesloten dat op een bepaald ogenblik de beheersmaatschappij u zal dwingen om toegang toe te laten op uw terrein, zelfs indien u nog niet vergoed bent of u geen zekerheid heeft bekomen onteigend te zullen worden.
Wanneer uw perceel niet omheind is, kan de beheersmaatschappij zich immers steunen in het figuur van een erfdienstbaarheid voor openbaar nut, en U kunt dit verhinderen door de bewijzen van het bestaan van en afsluiting rond uw perceel aan te tonen.
De beheersmaatschappijen, met steun van de rechterlijke macht, kan U anders dwingen dit te aanvaarden dan kunt u op dat ogenblik slechts aanspraak maken op een zeer beperkte vergoeding.
Uw eigendom is weliswaar aangetast maar om dit te compenseren wordt dan door rechtspraak en rechtsleer gesteld dat u dan eveneens het recht heeft om de verplaatsing ervan te eisen op het ogenblik dat u zult kunnen bouwen op uw perceel, maar dan zal men nog aandringen aan te tonen dat U er dan moet bouwen.
Hogervermelde situatie geeft wel een extreem geval weer, doch is wel reëel, zodus wees waakzaam en alert. Wij leven in een rechtsmaatschappij, te verheerlijken in vergelijking tot vele autoritaire landen, doch ook onze overheid is zeker niet vrij van fouten en tekortkomingen.
8. O nder invloed van het EHRM worden de eigendomsaantastingen beschermd, maar toch zal de overheid niet gemakkelijk geneigd zijn, deze aantastingen te vergoeden, en ook de rechtspraak lijkt nog steeds in de fase van voortschrijdend inzicht ( ihb HvCassatie , Raad van State en RvVb (01).
Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens heeft vanaf 1982 de zogenaamde Sporringdoctrine ontwikkeld. Het gaat telkenmale om het principe van verplichte schadevergoeding in geval van " inmenging in het ongestoord genot van eigendom ".( bij langdurige onteigeningsdreiging en bouwverbod(1) of onmogelijkheid om te bouwen als gevolg van het niet aannemen van een uitvoeringsplan voor een bestaand plan van ruimtelijke ordening ( 2) of als gevolg van onzekere wegenisplannen (3) of als gevolg van een zelfs tijdelijke beschermingsmaatregel (4)
(01)B.Indekeu, Het onwettig opleggen van gratis grondafstand als lat bij een omgevingsvergunning, RW 2020-21, nr 37, pag.1445
(1)EHRM 23.9.1982, Sporring & Löhnnroth, § 72-73; zie P.Lemmens, Rechten van de mens, onteigeningen en stedenbouwkundige voorschriften, RW, 1982-83, 2025
(2)(o.a.)EHRM 15.2.2001, Pialopoulos/Griekenland, § 59-60;
(3) EHRM 17.10.2003, Terazzi SAS/Italïe, § 87-92;
(4) EHRM 19.7.2011, Vartis/Griekenland, § 29 en 30.