hero
DRPP
Small but without limits

Productaansprakelijkheid en - veiligheid

Jan%20Stobbaert%20(%201838-%201914%20)De%20Pasgeborene_SwHXEXu.png
Jan Stobbaert, De pasgeborenen

Gebrekkige en onveilige producten gekocht: hoe is de aansprakelijkheid geregeld en welke zijn de regels inzake preventie:

1.Zoals voor vele zaken die met de consument te maken heeft, is er onder impuls van Europa een afzonderlijke regeling tot stand gekomen, welke leidt tot het snel vaststellen van aansprakelijkheid bij producten met gebreken.Met producten wordt bedoeld “ elk lichamelijk goed tegen betaling, gratis of in kader van een dienst ( of via de werkgever voor de uitvoering van zijn werk ) aan een gebruiker ( consument ) ter beschikking wordt gesteld”.

Er is een zeer ruime interpretatie van wat als lichamelijk roerend kan aanzien worden (vb. stenen van een terras, vensters van een gebouw, onderdelen van een voertuig, samenstellende stoffen van een geneesmiddel ).Zelfs een dier valt hieronder.(Noot onder A'pen 21 mei 2012, NjW, afl. 287, 125 ). Of softwareop een drager ( Gent, 3 oktober 2007, Computerr. 2008, nr 202 ).

Een product is “gebrekkig” wanneer het niet de veiligheid biedt die men normaal kan verwachten. Dit veiligheidsaspect wordt ruim en algemeen beoordeeld.

2. Iemand die een gebrekkig product koopt, zal zich dan meestal eerst richten tot diegene die dit hem verkocht heeft. Wanneer de koper een consument is, zal hij beschermd worden door de wet ( consumenten wet inzake koop-verkoop) dat een vermoeden van gebrek aanvaardt en de bewijslast aanzienlijk vergemakkelijkt.

Wanneer deze termijn verstreken is ( 2 jaar ) of de koper is geen consument, biedt de wet op de productaansprakelijkheid soms een uitweg.

Deze bijzondere wet voorziet de mogelijkheid om dan de fabrikant van het eindproduct (of een onderdeel van het eindproduct) of de invoerder binnen de Europese gemeenschap aansprakelijk te stellen. Wanneer de identiteit ervan niet blijkt, kan dit ook verschuiven naar de leverancier ervan (die beschikt wel over een bepaalde termijn om dan de identiteit van de producent of de volgende in de keten mede te delen).

3. De wet van 25 februari 1991 voorziet wel een zeer specifieke omschrijving wanneer een product gebrekkig is.

Dit is met name het geval wanneer dit product niet de veiligheid biedt die men zou kunnen verwachten, rekening houdende met de presentatie, het redelijk voorzienbare gebruik of het ogenblik waarop het in verkeer wordt gebracht. De benadeelde moet dan wel het bewijs leveren van de schade van het gebrek en van het oorzakelijk verband tussen het gebrek en de schade.

4.  Doordat Europa aan de basis ligt van deze wetgeving (Richtlijn 85/374/EEG van de Raad van 25 juli 1985 ), zijn de uitspraken van het HvJ wel richtinggevend, om concrete invulling te geven aan de bewijsvoering. Het HvJ heeft bvb, aanvaard bij arrest van 21 juni 2017 ( WXNY/ Sanofi Pasteur, C-621/15, ECLI;EU:C;2017, 484 ) dat dit bewijs kon geleverd worden door feitelijke vermoedens (cfr. DCCR  ).(het betrof het overlijden van een persoon ingevolge het toedienen van een vaccin; er was een medisch deskundig onderzoek gebeurd en volgens deze stond niet vast dat dit oorzakelijk verband voorhanden was; er was evenwel een correlatie tussen het toedienen en het overlijden, die het Hof aanvaardde als feitelijk vermoeden ).

5. Er bestaat ook een specifieke regeling in het kader van de veiligheid van producten welke opgenomen is in het wetboek economisch recht en waarbij de overheid er een grote rol speelt.

Ook daar terug een Europees initiatief.

In geval van ernstig risico kan de minister producten uit de markt nemen (na voorafgaandelijke verwittiging).

Meestal zal hij voorafgaandelijk de vraag stellen of de producten in orde zijn en deze kan de producenten zelfs gelasten de producten binnen een bepaalde termijn en op hun kosten te onderwerpen aan ontleding en controle in een onafhankelijk laboratorium.

Ook zijn de producenten gehouden aan de gebruiker de informatie te verschaffen die hem in staat stelt zich een oordeel te vormen aan de risico’s die inherent zijn aan het product.

Indien de producent in kennis is (of behoort te weten) dat een bepaald product risico’s met zich meebrengt, moet deze dit meteen mededelen aan een centraal meldpunt.