De aanplakking van een stedenbouwkundige vergunning
1. De termijn om als derde (buur, omwonende, belanghebbende organisatie, …) beroep aan te tekenen tegen een toegekende stedenbouwkundige vergunning bij de Deputatie bedraagt dertig dagen. Deze beroepstermijn begint te lopen de dag na de startdatum van de aanplakking van de vergunning.
2. Een toegekende vergunning dient immers volgens de bepalingen van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (hierna VCRO) te worden aangeplakt. De aanvrager moet binnen de tien dagen na ontvangst van de vergunningsbeslissing overgaan tot aanplakking en hij dient het gemeentebestuur daarvan op de hoogte te brengen. De gemeentesecretaris dient hierover te waken.
Het is evenwel zo dat bepaalde gemeenten een attest van aanplakking verlenen op basis van een ‘verklaring op eer’ van de aanvrager, zonder effectief tot controle over te gaan. Het is dan ook niet ondenkbaar dat de aanvrager op eer verklaart tot aanplakking te zijn overgegaan op een welbepaalde dag, maar dat de aanplakking eigenlijk later gebeurde, en dus voor een kortere termijn, of zelfs helemaal niet.
Dergelijke handelswijze heeft tot gevolg dat de mogelijkheden voor een derde om beroep in te stellen bij de Deputatie aanzienlijk worden ingeperkt, in sommige gevallen zelfs onmogelijk gemaakt.
3. Daarom heeft het Departement Ruimte Vlaanderen de gemeenten aangespoord om ook effectief te gaan controleren of de aanplakking weldegelijk heeft plaatsgevonden, dit in navolging van rechtspraak van de Raad voor Vergunningsbetwistingen.
Deze laatste oordeelde namelijk in meerdere gevallen dat in geval het attest van aanplakking louter werd opgesteld op basis van een verklaring op eer, de beroepstermijn geen aanvang heeft genomen en het beroep door de derde tijdig werd ingesteld. (RvVb nr. A/2011/0061, 4 mei 2011; RvVb nr. A/2012/0396, 3 oktober 2012; RvVb nr. A/2013/0081, 19 februari 2013; RvVb nr. A/2014/0634, 16 september 2013; RvVb nr. A/1516/0173, 30 oktober 2015.)
4. Bovendien dient de aanplakking, zo deze plaatsvind, ook zichtbaar en leesbaar te zijn vanaf de openbare weg.
De Raad voor Vergunningsbetwistingen oordeelde namelijk dat gelet op de relatief korte termijn voor derden om beroep in te stellen, een regelmatige, zichtbare en leesbare aanplakking van essentieel belang is om de rechten van die derden te vrijwaren. (RvVb 5 april 2016, A/1516/0920.).
In ons geval werd het aanplakkingsbord vooor hoger geplaatst en achter een haag, waardoor de Raad oordeelde dat deze niet leesbaar was vanaf de openbare weg. ( RvVb 19.2.2019, nr A/1819/0623, C.Claus ).
5. Tips: Zo U weet dat Uw buur of een omwonende een vergunningsaanvraag heeft gericht (bijvoorbeeld naar aanleiding van een openbaar onderzoek) en U merkt dat de werkzaamheden worden aangevat, dan controleert U het best 1) of de aanplakking aanwezig is, 2) of deze aanplakking zichtbaar en leesbaar is.
Indien één van beide vragen negatief dient te worden beantwoord dan verzamelt U het best zo veel mogelijk bewijsmateriaal dat aantoont dat de regels van de VCRO niet worden gerespecteerd. Er kan hierbij gedacht worden aan verklaring van omwonenden, gedateerde foto’s, maar vooral een PV van vaststelling van een gerechtsdeurwaarder, dat een authentieke bewijswaarde heeft tot inschrijving wegens valsheid.
Als aanvrager is het dan vooral van belang er voor te zorgen dat de aanplakking correct gebeurt, dit om te vermijden te worden meegesleurd in een gerechtelijke procedure en het risico te lopen dat de vergunning alsnog wordt geweigerd terwijl de werken al een aanvang hebben genomen of zelfs beëindigd zijn.