Leegstandsbelasting
De gemeenten hebben een gemeentelijk reglement betreffende de belasting op leegstand van gebouwen die dient betaald te worden door de eigenaars van het onroerend goed.
Deze reglementen dienen de leegstand en de verkrotting tegen te gaan. Een nobele doelstelling, maar wat als de renovatiewerken meer tijd in beslag nemen dan verwacht?
Het is namelijk zo dat de gemeentelijke reglementen wel een uitzonderingsregeling voorzien ingeval van verbouwingen en dergelijke, maar deze vrijstellingen zijn meestal van beperkte duur (bijv. 3 jaar).
Betekent dit dat indien de maximumtermijn van deze vrijstelling is bereikt U geen vrijstelling meer kan bekomen? Neen.
Indien een beslissing van de gemeente volgt tot heffing van de leegstandsbelasting dan kan deze nog aangevochten worden op basis van overmacht.
Er is sprake van overmacht indien men zijn verplichtingen niet kan naleven omwille van een oorzaak die de betrokkene niet toerekenbaar is en waaraan hij niet de minste fout heeft.
Enkel een onvoorzienbare en onvermijdbare gebeurtenis die onafhankelijk is van de wil van de betrokkene kan overmacht uitmaken. (Zie o.a. Antwerpen 17 september 2013, LRB 2013, afl. 3 – 4, 68.)
De belastingplichtige dient wel aan te tonen dat er overmacht is waardoor hij de verwaarlozing niet heeft kunnen vermijden en er alles aan gedaan heeft wat redelijkerwijze tot zijn mogelijkheden behoorde. (Zie o.a. Antwerpen 19 maart 2013, LRB 2013, afl. 2, 66.)
Het is dus van pertinent belang dat, in geval van dergelijke situatie, de nodige bewijsstukken betreffende de renovatie worden verzameld waaruit blijkt dat de belastingplichtige er alles aan gedaan heeft om de renovatie tijdig te beëindigen, maar dat dit dus wegens omstandigheden niet is kunnen gebeuren.
Dit zal dan dienen te gebeuren met een bezwaarschrift welk binnen een welbepaalde termijn, aangegeven in het aanslagbiljet, dient te verstuurd worden naar de gemeente.
Gemeentelijke belastingen moeten onbetwist, opeisbaar, vaststaand en zeker zijn, voordat het dwangbevel uitvoerbaar zou kunnen worden verklaard. (Vred.Gent,18.11.2019, RW 2019-20, pag. 1511).