Burgerlijke rechten en omgevingsvergunning
1.Art.78,§1, eerste lid Omgevingsvergunningsdecreet voorziet dat een omgevingsvergunning verleend wordt onder voorbehoud van de burgerlijke rechten die betrekking hebben op het onroerend goed.
Het is vaste rechtspraak van de RvVb dat een omgevingsvergunning niet verbonden is aan een persoon, maar grondgebonden is. Hierdoor is de identiteit van de aanvrager irrelevant. De instemming van de eigenaar is niet eens vereist. De vergunningsaanvrager hoeft dan ook niet noodzakelijk de vergunninghouder of uitvoerder zijn.
Wel is toch al geoordeeld dat een vergunning " om nuttig en doelmatig te zijn, moet kunnen leiden tot het uitvoeren van een vergunning" en dat de uitvoerbaarheid ook de wettigheid ervan raakt, vb. wanneer de eigenaars in kwestie nimmer akkoord zullen zijn.(1)
Maar in de regel kijkt de vergunningsrechter niet naar de burgerlijke rechten.
Ook grensgeschillen zullen geen rol kunnen spelen.
2.Art.78,§1, tweede lid Omgevingsvergunning voorziet dat een omgevingsvergunning geen afbreuk doet aan de burgerlijke rechten van derden. Een middel over burgerlijke rechten is zelfs niet ontvankelijk. (2)
Anderzijds komen er niet rechtstreeks aan bod discussies over erfdienstbaarheden, lichten en zichten, gemene muren, etc... Indien de administratieve overheid toch een uitspraak zou doen over burgerlijke rechten, dan kan dit de geldigheid van de beslissing aantasting (3)
3. In het kader van de beoordeling van goede ruimtelijke ruimtelijke ordening zoals omschreven art.4.3.1,§1, eerste lid,1°,d VCRO waarin bvb. ook hinderaspecten, gezondheid en gebruiksgenot één van de criteria vormen. Zelfs aspecten van lichten en zichten werden beoordeeld als nauw verweven met de goede ruimtelijke ordening. (4) En ook wanneer de schending ervan zou resulteren in een niet te dogen privacyhinder door overmatige inkijk (5) Ook werd geoordeeld dat bij een beoordeling inzake ruimtelijke ordening " het niet uitgesloten is dat ook aspecten van burgerlijk recht, zoals de eerbiediging van de privacy en het gebruikelijk evenwicht tussen de lasten voortvloeiend uit het nabuurschap ( laatregelen tegen bovenmatige burenhinder ) aan bod komen (6)
Het is dus duidelijk dat zowel Raad van State als de Raad voor vergunningsbetwisting aanvaarden dat beide kaders in mekaar kunnen vloeien, maar de burgerlijke elementen moeten afdoende ruimtelijk geconcretiseerd worden en een loutere privaatrechtlijke discussie overstijgt (7)
(1)RvVb 1.7.2021, nr A-2021-1161
(2) RvS 8.3.2002, nr. 1O04.512
(3) RvVb 12.11.2020, nr RvBv-A-2021-0264
(4) RvSt. 10.5.2021, nr. 213.230
(5) RvVb 24.3.2015, nr RvVb/A/2015/0179
(6) RvVb 7.7.2022, nr RvVb-A-2122-0949; RvVb 23.11.2023, nr RvVb-A-2324-0216
(7) Y.Smeets, Het zakelijk karakter van de omgevingsvergunning.., TROS-111, 2023, p. 179 e.v.