
Het recht op vergetelheid op internet bij onaangename/ongewenste publicaties en afbeelding

1.Het digitale tijdperk waarin we leven gaat gepaard met het opslaan van gegevens op het internet die ten allen tijde kunnen worden teruggevonden.
In een aantal gevallen kan dit problematisch zijn. Er kan geacht worden aan diegene die in het verleden veroordeeld werd en waaromtrent in een digitale krant een artikel is verschenen. Het spreekt voor zich dat het blijvend kunnen oproepen van dergelijke publicatie het leven van de betrokkene kan bemoeilijken. Bijvoorbeeld bij het solliciteren naar een nieuwe job.
2.Er bestaat anderzijds geen twijfel dat deze publicaties effectief wel mogen plaatsvinden. Artikel 10 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens voorziet immers in een recht op vrijheid van meningsuiting.
Anderzijds kan het wel onrechtvaardig lijken dat deze gegevens eeuwig online zouden kunnen worden teruggevonden. Dit zou dan kunnen gezien worden als een inbreuk op artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens dat voorziet in een recht op eerbiediging van het privé-leven.
Het Hof van Justitie heeft met haar arrest van 13 mei 2014 getracht aan voormeld probleem het hoofd te bieden door het invoeren van een recht op vergetelheid.
Het Hof was daarbij van oordeel dat de rechten zoals weergegeven in het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens niet absoluut zijn en men dus kan verlangen dat de gegevens niet langer ter beschikking kunnen worden gesteld.
Het Hof van Justitie dat uitspraak doet op het Europees niveau, heeft zich in haar uitspraak evenwel beperkt tot de zoekresultaten op zoekmachines (zoals Google of Bing), en heeft zich niet uitgesproken over de betrokken artikelen in online krantenarchieven.
Wie dus niet langer wenst dat zijn naam nog tevoorschijn komt bij zoekopdrachten via dergelijke zoekmachines, kan ten aanzien van deze zoekmachines een verzoek richten tot verwijdering van deze gegevens. De bekendste zoekmotor “Google”, heeft na tussenkomst van dit arrest zelfs een formulier online gezet om dergelijke verzoeken in te dienen. Dit geldt voor het betrokken lidstaat, bij de andere lidstaten moet de exploitant ervoor zorgen dat het vinden van links naar deze artikelen ontmoedigd wordt. (1)
3.Het recht op vergetelheid is evenwel ook niet absoluut.
Dit blijkt evenzeer uit het arrest, waar het Hof van Justitie wel de deur op een kier gelaten heeft voor de zoekmachines, en hen toch toegelaten heeft een deel van hun soevereiniteit te behouden door te stellen dat er wel bijzondere redenen voor handen kunnen zijn opdat deze informatie wel toegankelijk zou blijven.
Men denke bijvoorbeeld aan publieke figuren of recente feiten.
Waar dus al een belangrijke eerste stap gezet is, aangezien het zoeken op internet meestal begint bij zoekmachines en niet in online krantenarchieven, blijft het toch een nadeel dat het Hof van Justitie zich daarover niet heeft uitgesproken. Wanneer een zoekresultaat uit een zoekmachine wordt gewist, dan zullen natuurlijk wel de publicaties zelf blijven bestaan.
4.Op dit punt is het Belgische Hof van Cassatie tussengekomen met een arrest van 29 april 2016 dat een bevestiging was van een arrest van het Hof van Beroep te Luik d.d. 25.09.2014 en waarin werd geoordeeld dat de uitgever van het digitale krantenarchief verantwoordelijk is voor de schade van een persoon, ten gevolge de publicatie van zijn naam in een online artikel.
Er werd geoordeeld tot de volledige anonimisering van het artikel. Het weze opgemerkt dat dit steeds de enige doelstelling kan zijn. Men kan niet vragen om het artikel volledig te verwijderen aangezien dit dan zou impliceren dat de geschiedenis zou worden herschreven. Het kan niet de bedoeling zijn dat men zo ver gaat.
Iemand die veroordeeld werd in 2009 ( zedenfeiten), vroeger een publieke functie vervulde, sindsdien niet meer, kreeg de steun van de Rechtbank op zijn vraag de publicaties hierover via de zoekmachines te laten verdwijnen.(2)
5.Deze vroegere rechtspraak werd bevestigd in de Algemene Verordening Gegevensbescherming dewelke vanaf 25 mei 2018 van toepassing is.
De Geschillenkamer van de BeschermingsAutoriteit (GBA) heeft al op 14.7.2020 Google Belgium veroordeeld tot een boete van 50.000€ wegens het niet naleven van het recht van de burger op vergetelheid (3) ( het betrof een persoon die een rol speelde in het openbaar leven en de foutieve weigering sloeg op een pesterijklacht welke intussen ongegrond was verklaard )
6.Er zal dus telkens de balans gemaakt moeten worden tussen het recht op privacy en de vrijheid van meningsuiting, en slechts wanneer er het recht op privacy doorweegt, zal van een recht op vergetelheid sprake zijn. Hieruit kan onder meer worden afgeleid dat men geen recht op vergetelheid zou kunnen inroepen wanneer het gaat om recente feiten. Sinds de AVG verordening lijkt de privacy de overhand te nemen.
7.Niet geheel ondenkbaar kan het gebeuren dat er ongewild een foto of een video van u op het internet circuleert (vb. foto op Facebook). Vaak kan u het onderling regelen met de verspreider om de foto eraf te halen. Als dit niet lukt kan u uw rechten laten gelden.
Het ‘recht op afbeelding’ speelt in dit geval.
Kort gezegd moet u steeds uw toelating geven vooraleer er een foto van u – u moet er wel op herkenbaar zijn- gemaakt of verspreid wordt. Geeft u geen toelating dan is er een schending van uw recht op afbeelding.
Die toelating moet specifiek zijn, u moet duidelijk weten waar en in welke context uw foto te zien zal zijn.
Op een publieke plaats zijn de regels wat lakser: u wordt geacht in te stemmen met het maken van de foto, tenzij u zich verzet.
De foto ook effectief gebruiken zonder toelating is enkel toegestaan als u niet geviseerd bent op de foto. Een close-up, iemand ‘ taggen ’ of omcirkelen geldt als viseren.
Er zijn uitzonderingen op de regel dat gebruik toegestaan is zonder toelating: het mag niet als u ongewild geassocieerd wordt met politieke, ideologische of filosofische propaganda; als de foto commercieel gebruikt wordt of tot slot als er kwetsende of denigrerende commentaar bij de foto staat.
Staat u met nog andere mensen op de foto – u gaat als het ware op in de menigte-, dan is er geen toestemming vereist.
Hierop gelden wel dezelfde drie uitzonderingen van hierboven.
De verspreider van de foto op Facebook moet kunnen bewijzen dat hij/zij toelating had . Toelating kan blijken uit omstandigheden.
Voor publieke personen gelden andere regels: omdat deze personen bekend zijn moeten ze tot op zekere hoogte dulden dat er foto’s of video’s van hun gemaakt en verspreid worden. Dit geldt ook voor de politie (4) die tijdens de uitoefening van hun werk kunnen gefilmd worden door journalisten in het kader van uw informatieplicht. Politieagenten werden veroordeeld voor wegname ( zonder geweld ) van een fototoestel van journalisten, die foto's genomen hadden van het optreden van de politie tijdens een betoging.(5)
Als de verspreider weigert in te gaan op uw vraag kan u naar de rechtbank stappen om uw recht op afbeelding af te dwingen.
De rechter beveelt dan het verwijderen van de foto, eventueel legt hij daarbij een dwangsom op.
8.Een persoon kan aan de exploitant van een zoekmachine verzoeken dat links verwijderd worden, die leiden naar onjuiste inhoud, en mits hij aantoont dat het grootste gedeelte ervan kennelijk onjuist zijn. Die exploitant moet anderzijds niet op dit verzoek ingaan indien de onjuistheid niet voldoende blijkt uit het voorgelegd bewijsmateriaal (6).
zie ook :Media en privacy
(1) HvJ 24.9.2019, nr C-507/17 cfr. Computerrecht 2/2020, pag. 98
(2) Rb.Brxl, 4.11.2019, Auteurs en media, 2020, pag.508 ( Google Belgium en Ireland werden hiertoe veroordeeld op straffe van dwangsommen).
(3) GBA 14/7/2020, nr 37/2020, Computerrecht 2020/209, pag. 391
(4) Brx., 24.10.2019, Auteurs & Media, 2021, p.124
(5) HvJ 8.12.2022, TU,RE/Google, C-460/20, TBH 2023/4, p. 503 e.v.; zie ook K.Jansens en Marie Manhaeve, Zoekmachines en het recht op vergetelheid, TBH 2023/4, p. 521
(6) Brussel, 28.1.2021, Auteurs & Media, 2021, p.117